Vorig jaar startte ik mijn eigen Now-pagina, naar het grote voorbeeld van David Siver, waarop je schijft wat je huidige situatie “nu” is. Een plek waar je simpelweg vertelt wat er nu speelt in je leven, zonder algoritmes, zonder datamining, zonder de oppervlakkige schijn van sociale media. Een digitaal kampvuur waar we weer écht kunnen delen.
Op mijn eigen Now-pagina maakte ik voor het eerst melding van een nieuw literair project. Natuurlijk, mijn harde schijven kreunen onder het gewicht van ontelbare verhalen – de meeste als ruwe diamanten die wellicht nooit geslepen zullen worden. Maar dit was anders.
Dit project had een ziel. Een naam. Een missie. Het was als een zaadje dat wortel schoot in vruchtbare grond, dat vroeg om verzorging, om aandacht, om technische fundamenten die het gewicht van het verhaal zouden kunnen dragen. Het eiste zijn plek op in mijn dagelijks bestaan, werd een metgezel in de stille uren.
Wanneer mensen me nu vragen naar mijn bezigheden, kan ik met een mengeling van trots en bescheidenheid zeggen dat ik weer aan een schrijfproject werk. Ja, vrijwel dagelijks. Al valt dat meestal in dovemansoren – vooral bij de Portugese kennis of andere niet-Nederlandstaligen die ik het vertel. Hun interesse dooft zo snel als een kaars in de wind bij die twee dodelijke woorden: “In Dutch?”
En zo werd dit blog direct een ego-document. Er is toch niemand die het leest.