Ja, het is hier altijd tropisch warm, en ja, er zijn muggen en heel veel Cambodjanen. En hoe is mijn Cambodjaans, het Khmer? Nouja, ik kan me redden met een 50-tal woorden.
Mijn woning is uitgerust met air conditioning, dus waar men in Nederland in de winter de verwarming moet stoken om het warm te houden, stook ik hier een koelelement om het af te koelen naar minstens 26 graden. En als het buiten bloedjeheet is, dan ga je pas in de zon liggen als je echt niets anders te doen hebt en er op één meter afstand een verkoelend zwembad is.
Daarnaast fiets ik overdag gewoon door de stad Phnom Penh (zo groot als de stad Zwolle met nu ongeveer 10, nee misschien nu al 15, wolkenkrabbers en steeds meer flatgebouwen in aanbouw), schroeit de huid alsof iemand een haardroger op je hele lichaam richt en pas ik mijn kleding daarop aan (en gebruik ik de noodzakelijke zonnebrand creme).
En over die muggen, ja, dat is een dagelijks probleem. Vochtigheid en warmte zijn een geweldige broeiplaats voor hen. En daarom smeer ik mijzelf dagelijks na iedere douchebeurt in met een antimuggencrème. Zo, wereldprobleem opgelost.
Ik ben momenteel vrij gelukkig in mijn 50m2 mini-appartementje in het huis waarbij ik de begane grond deel met drie vrijwilligers die mijn filmhuizen runnen in ruil voor deze accommodatie. Daarnaast is er een modern keuken en een gedeelde badkamer en lopen er altijd zes katten rond. Tja, die krijg je erbij als je hier logeert.
De vrijwilligers roteren over twee filmhuislocaties in de stad en houden zelf op een whiteboard bij wie, wanneer en waar werkt en wie wanneer vrij heeft. Een handboek legt iedereen uit hoe alles reilt en zeilt met de filmhuizen (met handige checklists). Ideaal en geen zorgen voor mij.
Hoewel de ene vrijwilliger jong is en graag om 23u ’s avond nog de stad in wil voor de parties en tot 14u ’s middags uitslaapt en de andere naarstig op zoek is naar mogelijk een positie waar hij of zij dagelijks enkele uurtjes Engelse les kan geven.
Soms moet ik figuurlijk enkele dagen hun handje vasthouden om “erin te komen” en uitleggen hoe een lichtknop werkt (“dus ’s avonds doen we het buitenlicht aan?” Uh, ja…) en soms straalt de zelfstandigheid van ze af en worden de filmhuizen werkelijk gerund door vrijwillige professionals waarbij ik zelfs mailtjes ontvang van bezoekers over hoe gezellig hun avond in het filmhuis laatst weer was met die verdomd gezellige en grappige vrijwilligers van mij.
Zodoende kon ik gisteren, op de zondagse Valentijnsdag in Phnom Penh, heerlijk uitgebreid brunchen bij de Eric Kayser en daarna inderdaad nog aan het zwembad liggen van een klein en knus boutique hotel waar het personeel mij immer vriendelijk en professioneel een handdoek aanreikt bij aankomst.
Is dat luxe? Jawel, nogal. Zo’n brunch koste US$11 per persoon en iets eten en drinken aan het zwembad tikte nog geen $5.50 weg. En daarmee zat het buikje vol en kreeg het lichaam en het hoofd de nodige zondagsrust. En dan doe ik dat niet iedere dag, maar het zou wèl kunnen.
Luxe, zoals wij dat in het westen kennen, is hier niet duur. Wel is het vreemd, en voor sommige westerse mensen mentaal benauwend, omdat ik in een land woon waar het gemiddeld Cambodjaanse maand-inkomen nimmer de volledige $100 haalt. Maar waar westerse banen, voor bijvoorbeeld consultants voor NGOs (Non-Government Organisations) of zelfs zeer ervaren onderwijzers op internationale scholen met managementposities meer dan $3,000 per maand opleveren – en meestal komen daar nog onkosten bij voor het ‘leven in een ontwikkelingsland en de risico’s die daarbij komen kijken’, zodat je ook een kok, nanny, tuinman, bewaker en chauffeur kan betalen. En natuurlijk betaalt de werkgever ook je vliegtickets om helemaal hierheen te komen en af en toe familie te kunnen bezoeken.
Daarmee maakt het hier wonen mij op zich al vrij rijk, terwijl mijn bankrekening dat naar Nederlandse maatstaven volledig zal ontkennen (en mogelijk een flink gesprek met mij zou willen aangaan!). Voor een Cambodjaan die een tuktuk bestuurt of die kokosnoten verkoopt langs de weg, is iedere blanke natuurlijk een wandelende geldautomaat.
Het zijn dus wel die kleine dingen waarvan ik kan genieten in en land als Cambodja. Er zijn heerlijke Franse bakkerijen, Italiaanse pizzeria’s, high end cocktail barretjes en luxe massage salons (“ah, you have VIP membership card! You get discount now“). En geweldige lokale boetiek hotelletjes waar je altijd wel gebruik mag maken van het zwembad en wat er ook voor lekkers uit hun keuken komt.
Maar het allerliefst begeef ik me op de Cambodjaanse markten, is het bloedjeheet onder die golfplaten daken en wordt het varken voor mij ogen geslacht.
Hier koop ik mijn groente, fruit en vers vlees. Hier probeer ik kleine gesprekjes aan te gaan met de liefdevolle dames die mij altijd met een enorme glimlach een gratis ijskoffie toestoppen, probeer ik iedere week weer kansloos af te dingen op een halve kilo cashewnoten en waar een jongetje honderden meters achter mij aanloopt omdat ik net toch ècht 500 riel ($0.12) teveel aan zijn moeder betaald had.
Dat is het Cambodja waar ik het meest van houd. De vochtige, stoffige, soms vieze en stinkende, maar begrijpelijke chaos van Cambodja. Met die eeuwige glimlach.
En met die airconditioned bakkerij en dat luxe zwembad om de hoek, op fietsafstand. Dat wel.
Gaaf, gaaf, gaaf!
*Heeft heimwee*