Die ene week in Kugluktuk, in het koude noorden van Canada

Van 2001 tot 2003 reisde ik gratis de wereld rond, dankzij mijn eigen sociale netwerk www.letmestayforaday.com en de duizenden mensen uit de hele wereld die me via die website uitnodigden. Als tegenprestatie voor een gratis overnachting publiceerde ik dagelijks een uitgebreid reisdagboek op de website. Het hele dagboek van ruim twee jaar reizen staat nog steeds online en is in 2004 als Nederlands reisboek uitgegeven. Hier nog zeldzaam te koop voor maar €9,99. Hieronder een fragment uit dit boek.

Eerst even wat achtergrondinformatie. Yellowknife ligt aan de noordpunt van het Great Slaves Lake en is ontstaan na de goudkoorts van 1934. Yellowknife bestaat uit de Oude Stad, gebouwd op een klein eiland en de Nieuwe Stad, dat zich verspreid heeft over de nabijgelegen bos- en boomloze bevroren toendra’s van het noorden. In de lange en donkere winterdagen vormt het Great Slaves Lake rond de Oude Stad de ringweg van Yellowknife en men rijdt over de dikke ijsmassa. Nadat de goudvondsten langzaam afnamen werden hier tientallen jaren geleden pure diamantstenen gevonden en in snel tempo groeide de stad uit tot een van de belangrijkste diamantleveranciers ter wereld.

De andere belangrijkste inkomstenbron van de stad, de toeristen – en dan voornamelijk Japanners, vermaakt zich uitstekend met excursies genaamd ‘Lopen op het IJs’ en bezoekjes aan de lokale diamantmijnen. De meeste Japanners reizen echter helemaal naar dit koude noorden van Canada voor het Noorderlicht, dat mensen vruchtbaar schijnt te maken en geluk brengt in relaties. Daarom kiezen jaarlijks 150.000 Japanners voor Yellowknife voor hun huwelijksreis.

Nadat ik op één dag helemaal vanuit Grande Prairie in Alberta. gedurende 16 uur 775 kilometer naar het noorden had gelift, kwam ik aan het eind van de MacKenzie Highway in Yellowknife. Hier hielden de wegen naar het noorden gewoon op.

Mijn gastheer was Jeff Philip en zijn gezin. Hij had mij geholpen bij mijn reis vanaf Hay River door de busmaatschappij over te halen om mij een buskaartje te doneren, verbleef een nachtje in de Horse Shoe Inn in het gehuchtje Fort Providence, dat eigendom is van de Philip-familie, en kreeg ten slotte van zijn vrouw en zakelijk partner Steph een lift naar hun huis in Yellowknife.

Jeff is oprichter en directeur van de meest noordelijke internetprovider van Canada: SSIMicro.com. Met trots liet hij op zijn kantoor zien hoe zijn onderneming de vele afgelegen gemeenschappen in het hoge noorden voorziet van draadloze internetverbindingen. ‘Een straaltoren met een satellietverbinding kan een heel dorp verbinden met het wereldwijde web,’ vertelde hij. ‘Je stopt daar dan een speciale kaart in je computer en je hebt een verbinding. En dat internet is dan niet alleen handig om te e-mailen, maar vooral om met rechtstreekse videoverbindingen te kunnen vergaderen met andere gemeenschappen of bedrijven.’

Jeff doet het niet alleen goed in Canada, zijn projecten breiden zich zelfs uit tot de aanleg van draadloze internetverbindingen in Zambia en Kenia.

Het bleek voor mijn reizen verschrikkelijk handig om bij directeuren van grote bedrijven te verblijven, want zij hebben intensieve contacten met de hoge piefen bij andere bedrijven. En Jeff kende dan net iemand bij de directie van de enige vliegtuigmaatschappij die naar het dorpje Kugluktuk in Nunavut vliegt!

Ik had tijdens mijn verblijf van enkele dagen alles verteld over mijn uitdaging om het koude en hoge noorden van Canada te bezoeken. Alleen al om te ervaren hoe de mensen daar overleven en leven, wat hen bezig houdt en hoe ze dat in mijn ogen onmogelijke leven konden volhouden. Ik had één uitnodiging uit het plaatsje Kugluktuk, gelegen aan de Arctische Oceaan. De persoon in kwestie was lerares aan de lokale school en ze had me al langgeleden laten weten dat ik daar alleen kon komen per vliegtuig. Als dat zou lukken, was ik welkom bij haar in Kugluktuk.

‘Geen probleem,’ zei Jeff en hij pleegde enkele telefoontjes vanaf zijn kantoor en legde mijn project uit aan diverse vriendjes van hem. ‘Je krijgt een retourtje Kugluktuk ter waarde van negenhonderd dollar van vliegmaatschappij First Air.’

Onmiddellijk belde ik naar de school in Kugluktuk om lerares Rebecca te vertellen dat ik langs zou komen. Ze was dolenthousiast over mijn komst en vroeg gelijk of ik ook iets voor haar wilde doen.
‘We hebben hier twee kleine winkels in het dorp,’ zei ze, ‘en het meeste eten is vijf keer zo duur als normaal en meestal over de houdbaarheidsdatum. Zou jij misschien wat boodschappen mee kunnen nemen vanuit Yellowknife?’

Voordat ik vertrok vanuit Yellowknife, nam Jeff me mee naar de lokale gemeenschapswinkel om boodschappen in te slaan. Rebecca had mij een lang boodschappenlijstje geë-maild en zolang Jeff mij het geld kon voorschieten ging alles in grote kartonnen dozen mee het vliegtuig in.

Vanuit het vliegtuig zag ik het landschap veranderen van dunne bossen in boomloze toendra’s met een dikke laag sneeuw waaruit ik geen enkel contrast meer kon opmaken. Ik kon niet meer zien of het vliegtuig hoog of laag vloog en of ik over een vlakte of over een berglandschap vloog. Mijn uitzicht kon niet witter zijn.

De vorige avond had ik naar de laatste weersvoorspellingen gekeken en het zou in Kugluktuk ‘ten hoogste’ -25 graden Celsius vriezen. En als het zou waaien, zou het ‘maar liefst’ -40 graden worden. In Yellowknife was de temperatuur rond de -15 graden Celsius. Ik had daar weinig problemen mee, omdat de lucht erg droog was waardoor de gevoelstemperatuur niet zo laag was als die van de thermometer. -15 in Yellowknife voelde als het vriespunt tijdens een Nederlandse winter.

Net na twaalf uur ’s middags landde het vliegtuig op een smalle landingsbaan. Voor zover ik kon zien door het raam bevond ik me in een volstrekt verlaten niemandsland. Ik stapte uit het vliegtuig en liep naar het enige gebouw dat ik zag. De wind leek wel dwars door me heen te snijden, zo koud was het opeens. Waar ik ook keek, om me heen zag ik eerder een maanlandschap waar iemand langdurig met de poedersuiker heeft staan schudden. Na een paar keer inademen voelde ik mijn neusvleugels niet meer. De binnenkant van mijn neus leek onmiddellijk te bevriezen.

Een klein propvol busje nam mij uiteindelijk mee naar het ondergesneeuwde dorpje met zijn stramien van kaarsrechte straten. Het busje stopte voor een klein bruin gebouw. Een deur zwaaide open en Rebecca zwaaide naar me. ‘Welkom in Kugluktuk!’ schreeuwde ze en gaf me een omhelzing die warm had kunnen zijn, ware het niet dat ik het verschrikkelijk koud had in mijn kleding.

Kugluktuk ligt in Nunavut, pas sinds 1 april 1999 een erkend territorium in Canada. Nunavut dekt een oppervlakte van 22 miljoen vierkante kilometers: van de noordpool, langs Groenland en het hele gebied ten noorden en westen van de Hudson Baai. Het kleinste dorp telt 25 inwoners en het grootste stadje, de hoofdstad van Nunavut, Iqaluit op Baffin Eiland, telt ongeveer 6000 inwoners. Met een totaal inwonersaantal van slechts 28.000 mensen is dat opmerkelijk wanneer je je bedenkt dat dit gebied eenvijfde deel van Canada beslaat.

Nunavut is het land van de muskusossen, ijsberen, kariboebuffels en de onmetelijke kilometers vol visrijke meren en rivieren. De mens is in de minderheid en heeft weinig in te brengen. Het is daarom begrijpelijk dat dit gehele territorium maar 21 kilometer snelweg heeft.

Nunavut betekent letterlijk ‘Ons Land’ in de Inuinnaktun-taal van de Inuit bevolking, door buitenstaanders ook wel beledigend Eskimo’s genoemd (dit is een Indianenwoord voor ‘zij die rauw vlees eten’). De bevolking noemt zichzelf Inuit, dat te vertalen is als ‘echte mensen’ met Inuk als het enkelvoud daarvan. Woorden als kajak en iglo zijn typische Inuit-woorden die zelfs de Nederlandse taal gehaald hebben. De Inuit spreken twee hoofdtalen naast de vele regionale dialecten: het Yupik van de Inuit in Siberië en Alaska en het Unuktitut in Canada en Groenland.

De Inuit zijn anders dan de oorspronkelijke bevolking van Canada: zij waren altijd het volk dat onder vijandelijke omstandigheden rondtrok met hun hondensleeën of kajakken. Tot ongeveer vijftig jaar geleden overnachtten ze in koepeliglo’s in de winter en huidententen in de zomer.

De woning van Rebecca was een driekamerappartement met een grote woonkamer die doorliep in de keuken. In haar warme huisje pakte ze de boodschappendozen uit die ik voor haar had meegenomen. Met elke boodschap die ze uitpakte begon ze meer te stralen.
‘Oh! Bananen! Oh, Chocoladekoekjes! Oh, gemarineerde zalmsteaks! Nee, chocolade-vanille-aardbeien-ijs! Verrukkelijk! Het lijkt wel Kerstmis!’
Rebecca was lerares op de lokale high school en woonde al drie jaar in Kugluktuk. Ze kwam oorspronkelijk uit de westelijke provincie British Columbia en kreeg de mogelijkheid om in het verre noorden lerares te zijn.

‘Het leven is zo anders hier. Er is een totaal andere cultuur en wij, de blanke minderheid, proberen de oorspronkelijke bewoners te onderwijzen. Maar vijftig jaar geleden leefden de Inuit nog in iglo’s en voor hun onderhoud jaagden ze op elanden, ossen en ijsberen. In de vijftig jaar die volgden kregen ze magnetrons, satelliet televisie (met Inuit-televisiezenders), internet en dvd-spelers! Sommige families kijken hier al jarenlang elke middag naar Days of Our Lives op televisie!’

Ik begreep haar uitspraken over de andere cultuur pas nadat ze me had meegenomen naar haar school. Rebecca gaf les in wetenschappen, Engels, wiskunde, kunst, muziek, gezondheid en was de mentor van een klas. Toen ze mij introduceerde aan haar klas vielen sommige leerlingen stil uit verlegenheid. Anderen trokken een grote mond open. Het was snel duidelijk dat ze niet vaak bezoek van buiten dit dorp kregen. ‘Je mag alles aan Ramon vragen,’ zei Rebecca tegen haar klas, ‘zolang het maar netjes blijft.’

Eén kind in haar klas was blank, de rest bestond uit Inuit-kinderen. Rebecca vertelde mij bezorgd te zijn over haar klas, omdat haar zesde klas nog op het niveau zat van de vierde. ‘Ze denken hier anders. Het is niet zo dat ze iets vragen en dat je dan antwoord geeft, zoals wij dat gewend zijn. En onder elkaar gebruiken ze hun traditionele gebarentaal die mij grotendeels onbekend is. Wijdopen ogen betekent ja, bijna gesloten ogen betekent nee.’

Ik vond het fascinerend om de interactie tussen de kinderen en de lerares te zien, terwijl ik bij het raam zat.

Een paar leraren op school legden mij uit dat het schoolsysteem in Nunavut vergeleken kon worden met kolonialisme. ‘Wij zijn hier de witte mensen die hun leven en cultuur binnenstappen. De ouders zijn nooit naar school geweest, dus de kinderen leren ook niet wat het belang is van onderwijs als hun vader weer eens gaat jagen.’

Rebecca geeft haar leerlingen ook geen huiswerk mee. ‘Dat doen ze toch niet. Ze krijgen opdrachten die ze in de klas moeten maken. En zelfs dan doen ze het niet altijd.’

Het andere probleem is alcoholisme. ‘Alcoholische ouders kunnen geen kinderen opvoeden, er ontstaan tienerzwangerschappen en er worden kinderen geboren wiens moeder altijd dronken was. Het is iets wat je liever niet denkt, maar het zou me niet verbazen als er bij veel kinderen op school niets anders dan pulp in hun hoofd zit.

Op de gangen in de school vonden de kinderen het maar al te leuk om mij aan te raken en met mij te spreken. Ze herhaalden tegen iedereen die het maar hoorden wilde dat ‘hij gratis de wereld rond reist’. Maar ik kon aan hun gezichten zien dat ze geen idee hadden wat in hemelsnaam ‘de wereld’ was. Vervolgens werd ik gevraagd naar mijn leeftijd en of ik Rebecca’s man was. Zuiver dorpsgeklets in een dorpje dat alleen met een vliegtuig te verlaten is.

Na deze schooldag ging ik met Rebecca en haar collega Jeanny mee langs het postkantoor om post op te halen, dat met mijn vliegtuig was binnengekomen. Jeanny had een abonnement op The Globe and Mail On Sunday maar ontving de krant altijd twee weken te laat. Onderweg terug naar Rebecca’s huis liepen we door de witte en ijzige straten van Kugluktuk. Ik voelde mijn gezicht verkleumen terwijl mijn hoofd toch echt ingepakt was met een bivakmuts.

Rebecca moest haar labrador Nanuk (Inuktituk voor ijsbeer) uitlaten en nodigde mij uit voor een ritje op haar tweepersoons ski-doo, haar gemotoriseerde slee. Om de kou te kunnen trotseren leende Jeanny mij haar bonten parka en snel daarna verlieten Rebecca en ik de bewoonbare wereld van Kugluktuk. Nanuk rende vrolijk met ons mee.

We crosten door de vallei van de bevroren Coppermine rivier, waar we heerlijk konden spelen met de ski-doo. Met mij achter de knoppen vonden we uit dat haar apparaat zonder moeite de 120 kilometer per uur kon halen over de sneeuwvlaktes. Rebecca hield zich goed aan mij vast. We reden naar enkele steile rivierwanden en ik moest daar maar eens flink tegenaan racen, zei ze. Ik gaf gas en we beklommen met hoge snelheid de twintig meter hoge wand. Eenmaal bovenop schoten we nog meters de lucht in en besloot de ski-doo ons maar alleen achter te laten. Met een plof belandden we diep in de sneeuw met de ski-doo twintig meter verderop. Hoe geweldig is dit!

Maar het bleef koud en ik voelde het puntje van mijn neus niet meer. En met mijn normale schoenen aan werden mijn voeten ook redelijk koud. ‘Dan kunnen we nu beter snel naar huis gaan,’ zei Rebecca. Ik weet niet of het verstandig was om dan de ski-doo ook met hoge snelheid naar huis te sturen, want onderweg raakten we bijna bevroren door de koude wind. De thermometer van de ski-doo gaf -40 graden aan. Mijn lichaamsdelen vonden het nog kouder.

Zodra we terug waren in Kugluktuk, zette Rebecca de warm water kraan aan en ik moest er onmiddellijk met mijn verkleumde voeten in. Na tien minuten voelden ze nog steeds verdoofd. ‘Het gevoel komt zo wel weer terug,’ zei Rebecca terwijl ze horrorverhalen vertelde over koudvuur en mij uitlegde hoe dan je vingers of tenen er af kunnen vallen.

Met mijn voeten in het water vroeg ik aan Rebecca wat zij vond van het leven hier. Na een halve dag had ik al door hoe gewoon alles hier eigenlijk was.

Kugluktuk had een buitenwijk van Yellowknife kunnen zijn, de mensen hebben alle moderniteiten en ski-doo’s komen in de wintermaanden in de plaats van auto’s. Het was zoals elk leven in een dorp met 1300 inwoners, waar iedereen elkaar kende, behoorde te zijn.

Kugluktuk heeft een basisschool, een middelbare school, twee supermarkten, een postkantoor, twee kerken, een brandweerstation, een gemeentehuis, een verpleeghuis, een hockeyarena, een jongerencentrum en een hangplek voor de jongeren. Kroegen en theaters bestaan hier niet en het grootste evenement is de tweewekelijkse bingoavond in de bibliotheek van de school.

‘En als de scholen in de vakanties gesloten zijn, is er een avondklok van kracht omdat anders de kinderen tot ’s avonds laat op straat rondhangen. Om tien uur ’s avonds klinkt er dan een harde sirene en mag er niemand onder de zestien jaar meer over straat.’

Rebecca’s collega en goede vriendin Jeanny kwam langs voor het avondeten omdat er zalmsteak op het menu stonden. Tijdens het eten van warm cakebrood, salade met fetakaas en de zalm hielden de dames niet op met het aanprijzen van het overheerlijke eten. ‘Om gevarieerd te eten, zijn wij voor elkaar gaan koken,’ vertelde Rebecca over haar kookpact met Jeanny. ‘Maar een maaltijd als dit heel bijzonder. Dit is normaal ondenkbaar!’

’s Avonds was de buitenlucht donkerblauw gekleurd en dronken we thee bij de verwarming. Over een maand zou de zon tijdens de zomermaanden helemaal niet meer ondergaan. Rebecca vertelde me dat ik hier mocht blijven overnachten zolang ik dat wilde, als ik me maar niet zou vervelen als zij overdag moest lesgeven.

Ik verveelde me niet. Ik kon elke dag lekker uitslapen, al bleek dat noodzaak voor alle nieuwelingen. De droge lucht en het koude weer vereisten toch enig aanpassingsvermogen. Ik merkte dat ’s ochtends al wanneer ik Nanuk meenam voor een wandeling door de sneeuw. Na een kwartier was ik alweer doodop in de zuurstofarme lucht, terwijl het aan- en uittrekken van de warme en beschermende kleding al meer tijd kostte!

Rebecca had haar ski-doo voor mij achtergelaten en ik maakte er nog even een ritje mee. Ik verliet Kugluktuk via het strand en ik vloog met hoge snelheid over het besneeuwde ijs van de bevroren Arctische Ocean. Achter mij werd Kugluktuk kleiner en kleiner en toen ik even stilstond en om me heen keek zag ik helemaal niets, behalve het spoor van de ski-doo achter mij! Zover ik kon zien zag ik het wit van de bevroren oceaan en het blauw van de lucht. Boven mij scheen een mager zonnetje, maar de temperatuur kwam niet boven de -25 graden.

Op school was het vandaag rapport-dag en dat ging anders dan ik zelf gewend was. De leerlingen krijgen hier geen rapport mee naar huis, want dat laten ze toch niet zien aan hun ouders. De leerlingen en hun ouders worden uitgenodigd om op de rapportagedag naar school te komen en met de leraren te spreken over de voortgang van hun kind. Zo worden de ouders niet alleen betrokken in het onderwijssysteem van hun kinderen, ook zien ze het schoolgebouw eens van binnen en kunnen ze de creaties van hun kinderen bekijken.

Toen Rebecca klaar was met haar leerlingen en hun ouders stelde ze voor om vanavond pizza te gaan eten.
‘Zal ik een pizza bestellen?’ grapte ik nog.
‘Zoiets hebben we weleens gedaan,’ vertelde Rebecca vervolgens. ‘We hadden hier op school een tijd geleden zo veel zin in kipkluifjes van de Kentucky Fried Chicken dat we het kfc-filiaal in Yellowknife belden met de vraag of zij ons alsjeblieft konden helpen aan hun kipkluifjes. Dat wilden ze best en ze stuurden een paar maaltijden met een vliegtuig mee. Het was natuurlijk bevroren en we moesten het zelf frituren, maar uiteindelijk hadden wij hier Kugluktuk Fried Chicken!’

De pizza werd die avond door Rebecca en Jeanny zelf gemaakt, van deegbodem tot pizza met verse ingrediënten die ik had meegenomen uit Yellowknife.

’s Avonds vertelde Rebecca dat ze hier niet lang meer zou blijven. ‘Ik wil mijn ouders zien in Calgary en daarna wil ik met mijn vriendje Cregory gaan samenwonen in Vancouver. Na drie jaar in Kugluktuk te hebben gewoond, ben ik toe aan iets anders.

Ik vond het een opzienbarende bekentenis, omdat niets erop wees dat ze het hier niet naar haar zin had. Het feit dat ze zo ver gescheiden was van haar vriendje Cregory, die verslaggever is bij de cbc-radio in Vancouver, maakte haar soms treurig. ‘Je moest eens weten hoe hoog mijn telefoonrekening is,’ zei ze nog, ‘we bellen elkaar elke dag een uur!’

‘Maar ik ben er hier achter gekomen dat mijn leven te veel over lesgeven gaat. Daar heb ik voor gestudeerd, maar de rol van een leraar is hier anders dan elders. Als lerares komt de hele gemeenschap bij mij langs met hun problemen. Als je hun kinderen helpt, kun je hen ook vast helpen. Ik ben altijd Teacher Rebecca en niet gewoon Rebecca en soms heb ik het daar weleens moeilijk mee.’

Die avond moest ik ook de lokale hangplek voor de jeugd zien: de Arcade. De Arcade is onder anderen door Jeanny opgezet, zodat de kinderen iets te doen hadden in hun vrije tijd. Daar kunnen ze snoep kopen, video’s en dvd’s huren, biljarten en computerspelletjes spelen. Door al het socializen met iedereen (’Hey Ramon, grote vriend van me!’) duurde het even voordat we eindelijk binnen waren. Daar zag ik iets dat leek op een overvolle beursvloer met alleen maar schreeuwende kinderen die niet stil konden zitten, gekleed in stoere hippe kleding. Harde rapmuziek schalde uit de boxen.

Rebecca gaf me een rondleiding achter de schermen en ik viel in de voorraadkamers midden in een zorgwekkend gesprek van enkele begeleiders. ‘De Coca-Cola raakt op!’ zei een man. ‘We hebben nog vier palets met blikjes, maar daar halen we september zeker niet mee en dan pas komt de eerste schuit helemaal vanuit Hay River over het Great Slaves Lake die via de MacKenzie-rivier en de Arctische Oceaan uiteindelijk het dorp opnieuw bevoorraadt.’
‘En zonder Coca-Cola worden de kinderen hier aggressief, neem dat maar van mij aan,’ zei een ander vervolgens.

Ik vond het al amusant genoeg dat hier in een jeugdhonk in een klein dorpje in Nunavut, semi-afgesloten van de rest van de wereld en op twee uur vliegen van Yellowknife, een aantal mensen zich uitermate veel zorgen maakte over de Coca-Cola-voorraad.

Het werd weekend en op zaterdag waren Rebecca en ik uitgenodigd door het Inuit-echtpaar Richard en Grace, om met hen en hun drie kinderen en een kleinkind mee te gaan naar hun huisje aan de rivier. Vader Richard is jager en hij jaagt op elanden en vossen vanwege hun vacht. De familie is de trotse maker van vele koudebeschermende kleding in het dorp, veelal geheel gemaakt van natuurlijk bont.

Voor een optimale bescherming tegen een hele dag in de kou werd ik bij hen in hun huis goed aangekleed. Ik droeg een thermische onderlaag onder een normale broek, daarover een winddichte broek. Maar dat was nog steeds te dun, dus leende de familie mij nog een extra dikke skibroek. Mijn voeten staken in uiterst warme pelslaarzen en mijn handen verdwenen in pelshandschoenen.

Buiten was het -30 graden Celsius en het sneeuwde poedersneeuw. De reis naar hun buitenhuis was grandioos. Ik mocht op Rebecca’s ski-doo en volgde de groep over de vlaktes ten zuidoosten van Kugluktuk. Het sneeuwde zo hard dat je slechts een muur van sneeuw zag. Iedereen hield daarom een snelheid van maximaal 30 kilometer per uur aan.

We arriveerden bij de afgelegen hut langs de bevroren rivier. Binnen werd een accu aangezwengeld en enkele gaskachels aangezet en werd er ijs uit de rivier gesmolten voor koffie en thee. In de hut stonden twee tafels met stoelen en een paar bedden tegen elkaar geduwd tegen de achtermuur.

Acht man verwarmden zich aan elkaar en aan de kachels en al snel begonnen we zelf te stomen en verdwenen de ijssterren van de ramen.

In de hut maakte ik kennis met het eten van rauw vlees, de meest gezonde gewoonte van de Inuit. Omdat het Arctische gebied het grootste gedeelte van het jaar bevroren is, is het hier onmogelijk om verse groenten of granen te verbouwen. Het traditionele Inuitvoedsel bestaat daarom uit vlees, vet en vis. In het verleden bestond het leven van de Inuitbevolking uitsluitend uit het constant jagen naar eten. Uit noodzaak leerden de Inuit hoe ze konden overleven van het weinige dat het noorden te bieden had.

Het belangrijkste voedsel is nog altijd het vlees van de zeehonden en het vet van de walvis. Vitaminen en mineralen halen ze uit walvisvet en zeehondenlever, dat evenveel vitamine C bevat als een citroen.

Als een jacht iets oplevert wordt het vlees en het vet van een dier rauw gegeten of gekookt. Als de Inuit meer dieren doden dan ze kunnen eten, dan wordt het vlees gedroogd voor tijden waarin er minder te eten is. Wat overblijft van de dieren, zoals de vacht, wordt weer gebruikt voor isolatiemateriaal van huizen en voor kleding.

Mogen de Inuit dan hun overgebleven dierenhuiden niet verkopen op de markt? Nee, sinds Greenpeace een campagne lanceerde waarin beelden werden getoond waarin jonge, lieve en knuffelbare zeehondjes op gruwelijke wijze doodgeknuppeld werden, is het verboden om dierenhuiden te importeren in Europa en de Verenigde Staten. Dat de televisie beelden toonde van Noorse stropers met hun knuppels, maakte de geschokte kijkers niets uit. Niemand wilde nog bont hebben en de Inuit werden afgeschilderd als de grote vijand van die lieve zeehondjes. Dankzij de campagne van Greenpeace stortte de markt van de pelshandelaren in en werden veel Inuit gedwongen om te leven van een uitkering die de Canadese overheid jaarlijks tientallen miljárden dollars kost.

Richard vertelde mij dat de grootste bedreiging van de zeehonden niet de jacht is, maar de wereldwijde milieuverontreiniging. ‘Als Inuit werd ik verschrikkelijk boos toen wij voor de zoveelste keer van de westerse overheid te horen kregen hoe we moesten leven, terwijl diezelfde overheid onze traditie en cultuur nauwelijks kent en zelf veel te weinig doet aan de bescherming van hun leefklimaat.’

Het strikte dieet van vlees en vet is eeuwenlang genoeg geweest voor de Inuit om gezond te blijven. Hartziekten, diabetes en kanker komen maar weinig voor. Uit recente onderzoeken is zelfs gebleken dat de Inuit die hun voeding meer zijn gaan aanpassen aan westerse eetgewoonten, nu last hebben van tandrot en een keten van ziektes veroorzaakt door het nieuwe eten. En die Coca Cola.

Ik trok mijn tanden sterk aan het rauwe vlees dat in droge stukjes op tafel lag. Ik had altijd een voorliefde gehad voor gedroogd rauw vlees, vooral Zuid-Afrikaanse biltong.

’s Middags trok ik op met de kinderen. We crosten met onze ski-doo’s over het ijs en over de besneeuwde heuvels en dronken warme koffie en thee rond de kachel. Aan het eind van de middag maakten we ons gereed voor de tocht terug naar Kugluktuk. De zon zou een uur later ondergaan en in het donker zou iedereen verdwalen.

Thuis zag Rebecca koudvuurvlekken op mijn wangen. Stukjes huid waren doodgevroren door de kou. ‘Het is niet heel erg, je zult er geen littekens aan overhouden,’ zei ze. ‘Maar je zult het over een paar maanden nog steeds zien.’ Ik was alleen maar trots op mijn koudvuurwangen, het zou de komende maanden een bijzonder souvenir zijn van mijn bezoek aan het Hoge noorden.

Op zondag was ik door Richard en Grace uitgenodigd om hen te bezoeken terwijl ze gingen vissen bij het ijs. Rebecca had zich voorgenomen om uit te slapen en overdag schoolwerk voor de komende week voor te bereiden, dus trok ik er alleen op uit. Vanaf het strand van Kugluktuk vloog ik met de ski-doo over het besneeuwde ijs en ik reed richting het stipje op het ijs in de verte. Enkele kilometers in de oceaan stonden Richard en Grace met hun kinderen gaten te hakken in het ijs. Met lange stokken met een ijzeren punt werd er flink gehakt. Zwetende gezichten keken mij aan. Ik mocht het proberen en merkte dat het moeilijk was en dat het meer dan een halfuur duurde voordat ik een gat had gehakt door meer dan twee meter dik ijs. Richard ging uiteindelijk thuis een elektrische boor halen om nog meer gaten te maken. De familie sprak voornamelijk Inuktituk met elkaar en af en toe werd er een grapje gemaakt in het Engels. Ondertussen zaten we allemaal met een touwtje boven het twintig centimeter grote gat in het ijs gehurkt.

‘Soms vangen we veertig vissen in een uur, en soms staan we hier helemaal voor niets,’ vertelde Grace mij in gebroken Engels. ‘Maar is gezellig, hè? Ook sigaretje?’

Maar na drie uur op het ijs kreeg ik het weer koud. Nadat ik mij een paar keer probeerde op te warmen door gaten in het ijs te hakken en sneeuwbalgevechten te houden met de kinderen, ging ik uiteindelijk toch maar weer naar huis.

Toen ik op maandagochtend een douche wilde nemen merkte ik dat er geen water meer was. En pas toen vroeg ik me af waar het water eigenlijk vandaan kwam als het ’s nachts kouder dan -45 graden was.
‘Elke week komt de waterwagen langs,’ vertelde Rebecca. ‘Die vult dan de elektrisch verwarmde watertank achter het huis. Het rioolwater wordt één keer per week leeggezogen door een afvalwagen. Dus ik stel voor dat jij buiten eens op zoek gaat naar de waterwagen, als je wilt douchen,’ lachte Rebecca. ‘Dan kun je gelijk Nanuk uitlaten.’

Ik was op mijn laatste dag op school uitgenodigd om kariboesoep te komen eten tijdens het vak huishoudelijke vaardigheden. De kinderen van haar school gaven me een warme sweater cadeau van de Kugluktuk Grizzly’s, het lokale voetbalteam. Ik had ontzettend genoten van de dagen in het noorden en kreeg het bijna moeilijk toen ik afscheid moest nemen van de altijd vrolijke Rebecca.

Langzamerhand was ik gaan wennen aan het leven in Kugluktuk, het zo enorm verlaten dorpje in het noorden van Canada waar iedereen zo enorm vriendelijk en beleefd was. Er is daar weinig te winnen, maar ook weinig te verliezen. Het was koud maar leefbaar door de warmte van de bevolking.

Op dinsdagmiddag vloog het vliegtuig mij weer naar Yellowknife. Sindsdien mis ik Kugluktuk.



Rebecca maakte het schooljaar af in Kugluktuk en verhuisde in 2003 met haar vriend Cregory terug naar Vancouver. Ze trouwde in 2004, woont op Vancouver Island en is nu een trotse moeder van drie prachtige jongens.

 

Over de auteur

Ramon is verhalenverteller en tekstschrijver, opiniemaker, social media pionier, bedrijfsadviseur en tour operator voor Kilimanjaro-beklimmingen. Zijn werk is opgenomen als Digitaal Erfgoed door UNESCO en uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar. Hij publiceert onder meer in het NRC, Columbus Travel, Arts & Auto, Malaysian Airlines’ Going Places, Air Finland’s My Way, Het Britse Sunday Times Travel Magazine en Travel Channel’s blog WorldHum.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *